Wat liefde óók is

Wekelijkse inspiratie - 31 oktober 2025

Afgelopen zomer liep ik op een mooie vakantiedag over het strand van Normandië, bij Utah Beach. De zee was rustig, kinderen speelden zorgeloos in het water, mensen genoten van de zon en van elkaar. Terwijl ik daar liep, kon ik me nauwelijks voorstellen dat op precies deze plek ooit zoveel mensen hun leven gaven. Dat de grond waarop ik liep ooit bebloed was, vol chaos, angst en lijden. Uit dit geweld ontstond de vrede. Toen ik dat tot me liet doordringen, kwam er een ontregelende vraag bij me op: was dit óók liefde, een liefde die vergaande offers vraagt?

Liefde die schuurt

Ik laaf mij zo graag aan de comfortabele kleur van liefde. Die van zachtheid, schoonheid en tederheid. Het gevoel dat verwarmt, dat nabij is en licht geeft. Misschien ook omdat ik met dat beeld ben opgegroeid: als iets moois, iets goeds, iets wat het leven lichter maakt. Maar terwijl ik ouder word, merk ik dat dit niet het hele verhaal is. Dat er ook een kant van liefde is die schuurt, waar ik me niet als vanzelf bij op mijn gemak voel. Ze hoort er óók bij, maar ik dans er het liefst omheen. Ik probeer haar te verzachten, te begrijpen, weg te werken…Laat staan dat ik haar ‘liefde’ zou durven noemen.

Vele gezichten

Wanneer ik die andere kant probeer te doorvoelen, moet ik denken aan de woorden van Kahlil Gibran in De Profeet¹. In zijn woorden over de liefde schrijft hij met een kwetsbare eerlijkheid over de vele gezichten van liefde. Dat haar paden zwaar en steil kunnen zijn. Dat ze je kan verwonden. Dat ze doet groeien, maar ook snoeit. In een bewerking van zijn werk voor kinderen klinkt dat ook door: ‘Want liefde kan geuren als een bloeiende jasmijn, maar kan je ook striemen als een winterse bui of je omverwaaien als een herfststorm.’ Zijn woorden raken me, omdat niet wordt weggelopen voor hoe rauw liefde soms kan zijn. In zijn woorden voel ik hoe liefde tegelijk een zegen én een beproeving is.

Lucht en ruimte

Misschien is het al een daad van liefde om te erkennen dat ze zich in meerdere vormen laat zien. Dat we kunnen houden van iemand en tegelijkertijd weten dat we op enig moment moeten loslaten. Dat iemand in vrede mijden soms het hoogst haalbare kan zijn. Dat verlangen kan doven, dat trouw soms pijn doet, dat liefde soms vraagt níet te helpen. En dat het óók liefde is om mild te blijven voor jezelf. Dat je niet altijd sterk of geduldig hoeft te zijn. Dat het mag dat je iets niet meer kunt opbrengen, dat je tekortschiet, boos of moe bent of even geen woorden hebt. Dat liefde ook dáár woont. Het helpt om dat niet weg te duwen, niet te vergoelijken, maar het te benoemen. Want juist het erkennen dat ook breuk, gemis, afstand en verwarring bij liefde horen, kan lucht of ruimte geven.  

Hechtere verbondenheid

In die ruimte kan ook iets nieuws ontstaan. Niet altijd iets moois of makkelijks, maar iets wezenlijks. Een hechtere verbondenheid met jezelf, of juist met de ander of met het leven zelf. Afhankelijk van waar je zelf mee worstelt, of waar het leven je toe uitnodigt. Het vraagt moed om dit met jezelf of de ander aan te gaan, zonder precies te weten waar het je zal brengen.

Misschien is dat wel liefde: telkens opnieuw leren te antwoorden op wat het leven van ons vraagt. Soms zacht, soms schurend, soms met lege handen, maar steeds door de liefde gedreven.

 

Marten van der Wal

Marten van der Wal

Eerstverantwoordelijk voorganger 

 

 

 

1 Kahlil Gibran, ‘De Profeet’, vertaling Ernst van Altena (Amsterdam: Ambo, 1994)