Een nieuwe bladzijde

Wekelijkse inspiratie door Bert Wiegman  - 17 april 2022

Deze weekbrief voor Pasen had ik willen beginnen met dankbaarheid. Er is voor mij zoveel reden om dankbaar te zijn. Maar deze dagen worden gruweldaden tegen de menselijkheid zichtbaar en dat noopt mij eerst bij dit leed stil te staan. Ik lees nog eens de brief van een vijftienjarige:

Dat is het moeilijke in deze tijd: idealen, dromen, mooie verwachtingen komen nog niet bij ons op of ze worden door de gruwelijke werkelijkheid getroffen en zo totaal verwoest. Het is een groot wonder dat ik niet al mijn verwachtingen heb opgegeven, want ze lijken absurd en onuitvoerbaar. Toch houd ik ze vast, ondanks alles, omdat ik nog steeds aan de innerlijke goedheid van de mens geloof.1

Opgetild worden
Ik deel met Anne het gevoel dat in elk mens een kern van goedheid is, een mogelijkheid om samen te leven. Omstandigheden zijn daarop natuurlijk wel van invloed. Soms wordt het je bijna onmogelijk gemaakt om bij die kern te komen. Het helpt als je mensen in je omgeving hebt die nabij willen zijn in vreugde en verdriet. Dan wijzigen misschien de omstandigheden niet, maar word je boven de situatie uitgetild. Als het leven veel van ons vraagt, maar ook als het ons voor de wind gaat, dienen we ons te verheffen. Om je deel te voelen van een groter geheel.

Bewaren en ontwikkelen
Met Pasen mag ik mijn opvolgers vragen eerstverantwoordelijk hoeder van ons gedachtegoed te zijn. Maar de vraag is ook of we allen willen bewaren en ontwikkelen wat nodig is. Of wij medeverantwoordelijk willen zijn voor een wereld waarin vriendschap gevierd, verdriet gedeeld en liefde gekoesterd wordt. Een wereld die ons in verwondering en vervoering brengt, niet omdat er geen leed is, maar omdat er óók troost is.

Verbond van liefde en trouw
Medeverantwoordelijkheid doet een appel op ons vermogen de persoonlijke, dagelijkse werkelijkheid weer anders op te pakken. Met Pasen vernieuwen we ons verbond van liefde en trouw. Liefde voor en trouw aan het leven, het eigen bestaan, de ander. Het is mijn verlangen dit waar te maken in houding en handelen.

Dankbaarheid en vergeving
Ik kom terug bij mijn dankbaarheid. Ik ben dankbaar dat er mensen zijn die het werk niet van anderen verwachten, maar zichzelf geroepen voelen bewust te leven en dromen van liefde en trouw waar te maken. Ik ben dankbaar dat er mensen zijn die een bron van inspiratie willen zijn. Dat er mensen zijn die in harmonie willen leven, waar het leven ze ook brengt. Dat er mensen zijn die zichzelf en elkaar toebidden het leven zin en betekenis te geven. Elf jaar kreeg ik de mogelijkheid daartoe op te roepen en het ontroert me diep dat ik het ook steeds heb mogen ervaren. Ik vraag om vergeving voor de keren dat ik niet de goede woorden had, voor de momenten dat ik je misschien niet heb zien staan, niet voldoende heb geluisterd.

Nieuw impuls
Tot slot kom ik bij vertrouwen. Ik heb vertrouwen in de mensen die met grote passie en toewijding ons werk willen werken. Twee uit ons midden nemen de taak graag op zich om daarvoor de eerstverantwoordelijken te zijn. Daarmee krijgt ons werk een nieuwe impuls.

Bladerend door m’n levensboek staan ze samen beschreven;
licht en schaduw, onlosmaak’lijk met elkaar verweven.
Voor m’n vreugde en verdriet zocht ik al tastend woorden,
die troostten en verbonden, ontroerden en bekoorden.

’k Verwoordde m’n gevoelens en schreef zo mijn verhaal,
waarin ik toen nog droomde van een hoog ideaal,
maar het tijdsdeel dat nu voorligt, vraagt wel om nieuwe taal.

Ik sla daarom een bladzijde om, tracht woorden te vinden,
die weer ontroeren kunnen, troosten en verbinden.
Dan schep ik schoonheid, vul het blad, schoon en onbeschreven.
Zo wil ’k steeds met m’n levenshouding blijk van liefde geven.

Nu schrijf ik mijn verhaal opnieuw en wek dit woord tot leven.
Staat dit verlangen in m’n ziel als leidmotief geschreven,

dan wordt door mij het groot verhaal van liefde doorgegeven.2

 

 



Bert Wiegman

Bestuursvoorzitter Apostolisch Genootschap

 



1 Het achterhuis, 15 juli 1944, Anne Frank
2 Een nieuwe bladzijde, liedtekst: R.J. Diehle